HET ETNISCH OBJEKT ALS BEMIDDELAAR TUSSEN MENS EN BOVENNATUUR

DE PRINSES VAN BENIN

figuur: Hoofd, bekend als de prinses. Levensgroot. British Museum. Wordt beschouwd als het vroegste werk uit de Benin kunst; in een stijl die daardoor dichtst bij die van de Ife staat.

Historische noot omtrent Benin

Bijna alle belangrijke bronzen van Benin komen uit het paleis van de Oba in Benin. Een paar uitzonderingen werden gesignaleerd, door vroege bezoekers aan de stad, in private schrijnen van woningen van nobelen en leden van het hof die buiten het paleis verbleven. Oba's paleis was een complexe structuur, bestaande uit hallen en binnenplaaatsen met overdekte gaanderijen eromheen. De hele structuur was opgetrokken in hout en modder, en de hoofdhall was met hout afgelijnd dat behangen was met bronzen plakkaten, aan de muur genageld.

Het hele paleis werd verwoest en platgebrand bij de val van Benin door een Britse strafexpeditie in 1897; een expeditie onder Admiraal Sir Harry Rawson als wraakoefening op een slachting van een kleine groep deputees, naar Benin stad gestuurd door de gouverneur van Lagos eind 1896. Commander Bacon heeft het in zijn boek over Benin the city of Blood, ... Na de expeditie werd haast de volledige kunst van Benin in brons, ivoor en hout naar Engeland overgebracht. Daarna in drie grote stukken verkocht. Een deel zit in het British museum, in het Pitt- Rivers Museum, Farnham, Dorset en een deel in het Museum für Völkerkunde te Berlijn.

Benin-kunst werd voorafgegaan door de Ife-kunst, beiden in Nigeria, zie kaart. De invloed van het realisme uit de Ife-kunst gaat snel verloren in de storm die de komst van de nieuwe techniek bij Benin-kunstenaars veroorzaakt.

Die nieuwe techniek, nu zeer oud, is gekend als het verloren was-procédé. Een model wordt gemaakt in was. Dit model wordt dan in de juiste hoek gehouden en op zijn hoogste punten voorzien van uitsteeksels, op zo'n manier dat ze naar beneden lopen vanuit een gietpot, zie tekening. De wassen uitsteeksels vormen vanaf dehoogste punten een aantal kanalen, lopers in de terminologie, die het gesmolten metaal in een gelijke stroom over de hele vorm verdelen.

De was wordt bezet, binnen- en buitenkant, met vuurvaste klei, die tot een redelijke dikte wordt opgebouwd om stevigheid te voorzien. Wanneer het geheel aan de lucht gedroogd is, wordt met warmte het wassen model eruit gebrand. Zodat er nu een vrije ruimte ontstaat tussen de binnenkant (het hart) en de buitenkant (de moule). Waar het model geen goeie verbinding in vuur-klei heeft tussen het hart en de moule, worden ijzeren pinnen gestoken om beiden op plaats te houden bij het uitbranden van de was en het ingieten van brons. Na afkoelen van het metaal wordt de moule afgebroken en het systeem van lopers en gietpot verwijderd.

Gieten in Ife was zo dat de verse stroom metaal eerst het gezicht aftastte, om een verfijnde gelaatsuitdrukking goed te vatten. Na het gezicht liet men het metaal rondstromen in het hoofd, om zo de lucht uit de kanalen te verdrijven, en mede fragmenten van vuil en vuur-klei via de zijkanten van het hoofd naar de achterkant te leiden. Fouten in het model werden hierdoor verschoven naar de plaatsen waar het makkelijker herstellen is. Een procedure bekend onder de naam "inbranden" werd voor deze herstellingen gebruikt. De fout in het brons werd goedgemaakt in was waarna het brons opnieuw bezet werd met vuur-klei, als de was dan uitgebrand werd en het verse metaal door de reparatie stroomde, smolt het de randen en hield zo de goeie vorm in zich. Zoals op veel plaatsen in West-Afrika werd het inleggen met stukjes ijzer frequent gebruikt in Benin. De beïnvloeding van Ife op de Benin-kunst gaat niet zoveel verder dan de overname van de techniek door de Benin.

Om de Ife-invloed op de Benin-stijl te traceren: neem de prinses, zie copie nr. 23. Hier is de schoonheid van het hoofd niet helemaal realistisch, men herkent meer een algemeen concept omtrent schoonheid dan het uitbeelden van een individu. De onpersoonlijke of archetypische schoonheid en lieflijkheid herinnert ons aan de type-idealisering bij Egyptische en Griekse kunst. De Benin-kunst neemt zogezegd een stap achterwaarts in vergelijking met het individuele idealisme bij de Ife; terug naar het onpersoonlijke idealisme van het archetypische portret in Mediterraanse stijl. Zeker, het individuele ideaal van de Ife portretkunst vond geen grond in Benin. De Benin- kunstenaar was tijdelijk geïmpressioneerd door het oppervlakkige raffinement.

Vergelijking van de Ife-kunst met de Benin-kunst via het oor

Het oor, in werkelijkheid, varieert individueel; in vorm en plaatsing op het hoofd. Wat opvalt aan het Ife-oor wordt gezien in de Benin-hoofden. Alle Ife-oren verschillen heel weinig in vorm. Ze lijken verwisselbaar als reserve-onderdelen. De oren bij de Ife-bronzen zijn onveranderlijk te dicht, en te parallel met de zijkant van het hoofd geplaatst. Het oor van de prinses, in een extreem contasterend formalisme, is gevat in een dubbele uitlijning in was met een licht reliëf. De vorm van het hoofddeksel van de prinses zou het gevolg zijn van de nieuw geleerde techniek. Het betreft hier ook een vroeg beeld in de Benin-kunst. Hun stijl veranderde trager, daar ze zich zeer strikt aan de aangeleerde techniek hielden; maar uiteindelijk slaagden ze erin bronzen te gieten met nog maar één zesde van een Ife-bronsdikte.

Hoe het bronsgieten bij de Ife kwam

Nubia is the highway between darkest Africa and the Mediterranean, zegt W. B. Emery. Misschien werd rond de veertiende eeuw deze snelweg gebruikt die het cire perdue proces naar Ife bracht, vergezeld van Romeinse of Renaissance portretkunst. De stijlen en technieken van veel veroveraars mengden zich in de smeltpotten van de boven-Nubische-Nijl. De studie van de stijlen bij metalen voorwerpen wordt zo fluïd als het medium is op temperatuur. Tot zover iets over de prinses van Benin, die misschien ook een enkelband in haar bezit had afkomstig van de hoofdmansvrouw bij de Kran, een subdivisie binnen de Dan, een stam binnen Liberia. Zij weet van de Efik-Ibibio hoe het komt dat de zon en de maan in de lucht leven.

Vele jaren geleden waren de zon en het water goede vrienden en beiden leefden op aarde sa men. De zon bezocht het water dikwijls, maar het water nooit omgekeerd. Uiteindelijk vroeg de zon het water waarom hij hem nooit opzocht in zijn huis. Het water antwoordde dat het huis van de zon niet groot genoeg was, en dat als hij kwam met zijn gevolg hij de zon het huis uit zou drijven. Het water zei toen: Als je graag wil dat ik je bezoek, dan moet je een groot bad bouwen; maar ik verwittig je het moet iets ongelooflijks worden daar mijn gevolg mateloos is en veel plaats inneemt. De zon beloofde een groot bad te bouwen, en kort daarop keerde hij terug naar zijn vrouw, de maan, die hem groette met een brede lach bij zijn aankomst. De zon vertelde de maan wat hij het water beloofd had, en de volgende morgen vatte hij het bouwen van een groot bad aan, waarin zijn vriend zou passen.

Wanneer dit klaar was, vroeg hij het water hem de volgende dag te bezoeken. Toen het water eraan kwam, riep deze naar de zon en vroeg of het veilig was binnen te komen, en de zon antwoordde, Ja, kom erin, mijn vriend. En water stroomde binnen, vergezeld van alle vissen en waterdieren. Spoedig stond het water kniehoog, dus vroeg hij de zon of het nog wel OK was, en de zon herhaal de, ja, en water stroomde binnen. Toen het water op hoofdhoogte gekomen was, vroeg het water de zon: Wil je meer van mijn gevolg zien?

De zon en de maan antwoordden beiden, Ja, niet beter wetend, zodoende spoelde het water binnen, tot de zon de maan zich op de top van het dak bevonden. Weer vroeg het water de zon, maar, hetzelfde antwoord kwam, en meer van zijn gevolg haastte zich binnen, het water overspoelde spoedig de top van het dak, en de zon en maan werden gedwongen op te gaan in de lucht, waar ze sinds gebleven zijn.

Lit.: African Folktales & Sculpture, Bollingen series XXXII, Pantheon Books, N.Y. 1952. BRONZES OF WEST AFRIKA, Leon Underwood, London 1949. Classification stilistique des masque de Dan et Guéré de la Côte d'Ivoire occidental, P.J.L. Vanden houtte, Leiden 1948.

KURT DUYCK 2e KAN. SCHILDERKUNST voor M. DARGE